|
Welkom op bizhat pensioen, rubriek ombudsman pensioen
Gratis pensioenofferte en/of pensioenadvies
ombudsman pensioen nieuws:
Heeft u enig idee van welk inkomen uw nabestaanden moeten rondkomen Als u er plotseling niet meer bent? Dat is een belangrijke vraag. Maar de meeste mensen staan zelden stil bij de financiële gevolgen van een overlijden. Toch bent u nuchter genoeg om te beseffen dat u daarover eens moet nadenken. Wat zijn de financiële gevolgen en wat kunt u doen om te voorkomen dat uw nabestaanden financieel onverzorgd achterblijven?De overheid treedt terug. De verzorgingsstaat brokkelt steeds verder af. Zeker nu de overheid zich ook terug getrokken heeft op het gebied van de volksverzekeringenvoor weduwen, weduwnaars en wezen. De regering legt de verantwoordelijkheid voor een goede financiële regeling voor nabestaanden neer bij de burgers zelf. Op 1 juli 1996 is er een einde gekomen aan de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW) en is de Algemene Nabestaandenwet (ANW) in werking getreden.Hieronder leest u meer over de verstrekkende gevolgen van de wijziging. En over wat u daartegen kunt doen.Wie komt er nog in aanmerking voor een uitkering? Gevolg van de wetswijziging is dat niet meer elke nabestaande in aanmerking komt voor een ANW-uitkering. Als u komt te overlijden heeft uw partner alleen recht op een uitkering als hij of zij:-Voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is -Geboren is voor 1 januari 1950 -Voor 1 of meer kinderen zorgt die jonger zijn dan 18 jaarHoe hoog is de ANW-uitkering? De gevolgen van de wetswijziging zijn ingrijpend. De maximale uitkering wordt fors lager en is mede afhankelijk van uw inkomen. De ANW-uitkering bedraagt maximaal 70% van het netto-minimumloon, dus zo’n 1300 gulden netto per maand. En als er 1 of meer kinderen jonger dan 18 jaar zijn, is de uitkering maximaal 90%, dat is rond ƒ1700 gulden netto per maand.De ANW is echt een bodemvoorziening. Als het inkomen van de nabestaande hoger is dan zo;n ƒ4000 gulden bruto per maand, dan is er al geen recht meer op een ANW-uitkering.Heeft de nabestaande een lager inkomen dan ƒ4000 gulden bruto per maand, dan wordt op de ANW-uitkering gekort. Uitzonderingen hierop zijn een uitkering uit een nabestaandenpensioen van een werkgever en inkomsten uit vermogen, zoals bijvoorbeeld een verzekeringsuitkering.Komt uw partner eigenlijk wel in aanmerking? Met behulp van het onderstaande schema kunt u vaststellen of uw partner een volledige, een gedeeltelijke of helemaal geen ANW uitkering zal ontvangen. Bij overlijden van de kostwinner krijgt de nabestaande nog slechts in enkele gevallen een uitkering van de overheid, namelijk:- de nabestaande is geboren voor 1950 - de nabestaande heeft kinderen jonger dan 18 jaar - de nabestaande is 45 % of meer arbeidsongeschikt.In alle andere gevallen blijft de nabestaande met lege handen achter. Hoort u tot deze groep Maak dan met ons een afspraak om te bespreken wat we hieraan kunnen doen.Extra informatie: Wanneer heb je recht op betaling!Algemene Nabestaandenwet (ANW) De Algemene Nabestaandenwet (ANW) is een volksverzekering, iedereen die rechtmatig in Nederland woont is hiervoor verzekerd.De ANW regelt het recht op uitkering voor nabestaanden, halfwezen en wezen.Met ‘nabestaande’ wordt bedoeld de weduwe of weduwnaar van een overledene, of de man of vrouw die met de overledene samenwoonde tot en met de dag van overlijden. Weduwe/weduwnaar voor 1 juli 1996 Voor weduwen, weduwnaars en wezen die vóór 1 juli 1996 al recht hadden op een AWW-pensioen, is er een overgangsregeling (met afwijkende regels). Meer informatie hierover kunt u vinden bij de Sociale Verzekeringsbank.Verzekerd Wie rechtmatig in Nederland woont is verzekerd voor de ANW. Ook als u niet in Nederland woont, maar wel hier werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, bent u verzekerd. Tot 1 januari 2000 kunt u op grond van sommige Nederlandse uitkeringen ook in het buitenland verzekerd blijven. (Daarna uitsluitend als vrijwillig verzekerde.) In het algemeen bent u niet verzekerd als u zich in het buitenland vestigt of daar gaat werken. Bij tijdige aanmelding is het mogelijk om de verzekering vrijwillig voort te zetten.Partnerbegrip in de ANW Voor de ANW zijn met gehuwden gelijkgesteld geregistreerde partners en ongehuwd samenwonenden. U bent samenwonend als u met iemand anders een gezamenlijke huishouding voert. Dat is het geval als u gezamenlijk voorziet in huisvesting en ieder van u een bijdrage levert in de kosten van de huishouding, dan wel op een andere manier in elkaars verzorging voorziet.De gelijkstelling geldt niet als u samenwoont met één van uw ouders of met uw (meerderjarig stief- of pleeg)kind, en ook niet als u met meerdere personen samenwoont.Wanneer recht op ANW? Recht op uitkering bestaat als de overledene op de dag van overlijden verzekerd was voor de ANW en de nabestaande aan bepaalde voorwaarden voldoet.Soorten uitkering De ANW kent drie soorten uitkeringen: nabestaandenuitkering halfwezenuitkering wezenuitkering. Nabestaandenuitkering Een nabestaande heeft recht op een ANW-uitkering als de overledene op de dag van overlijden verzekerd was voor de ANW én de nabestaande:een ongehuwd eigen kind, stief- of pleegkind onder de 18 jaar heeft dat niet tot het huishouden van een ander behoort, in verwachting is, arbeidsongeschikt is voor ten minste 45% en de arbeidsongeschiktheid ten minste drie maanden zal duren, of geboren is vóór 1 januari 1950. Voorbeeld Het echtpaar de Vries - allebei geboren in 1969 - heeft (nog) geen kinderen. Hij werkt in de automatisering, zij is nog bezig haar studie af te ronden. De heer de Vries krijgt na het joggen een hartstilstand. Mevrouw de Vries heeft geen recht op ANW, omdat ze onder geen van de genoemde situaties valt.Gescheiden Ook ex-gehuwden (of ex-partners die zich bij de burgerlijke stand hadden laten registreren) kunnen recht hebben op een nabestaandenuitkering, voorzover zij door dit overlijden inkomsten uit alimentatie verliezen. Deze alimentatieverplichting moet door de rechter zijn opgelegd of in een notariële of onderlinge akte - mede ondertekend door een advocaat - zijn vastgelegd. Verder moet de nabestaande zowel op dag van de (echt)scheiding als op de dag van overlijden van de ex-(huwelijks)partner voldoen aan de genoemde voorwaarden.De uitkering kan nooit hoger zijn dan de vastgestelde alimentatie.Voorbeeld Mireille is gescheiden van Karel. Ze krijgt geen alimentatie, omdat Karel een zeer laag inkomen heeft. Haar dochter Sophie die 9 jaar is, is bij haar gebleven. Als Karel twee jaar later aan kanker overlijdt, krijgt Mireille geen nabestaandenuitkering, maar ze gaat wel een halfwezenuitkering ontvangen voor Sophie, die immers halfwees geworden is.Geen recht De nabestaande heeft onder andere geen recht op een nabestaandenuitkering als de echtgenoot of degene met wie men samenwoonde is overleden:binnen een jaar nadat men is getrouwd of is gaan samenwonen of binnen een jaar na aanvang van de verzekering en bovendien de gezondheidstoestand op het moment van trouwen/samenwonen of aanvang van de verzekering al zo slecht was dat het overlijden binnen een jaar was te verwachten.Had de nabestaande eerder een AWW- of ANW-uitkering die door dit huwelijk of de samenwoning was gestopt, dan is er wél opnieuw recht.Hoogte De nabestaandenuitkering bedraagt maximaal 70% van het netto minimumloon en is afhankelijk van het inkomen. Bedragen vindt u bij de Sociale Verzekeringsbank.Inkomen De hoogte van de nabestaandenuitkering is afhankelijk van het inkomen van de nabestaande.Inkomen in verband met arbeid (o.a. uitkeringen), wordt volledig gekort op de nabestaandenuitkering. Inkomen uit arbeid (loon, winst, VUT-uitkering, vervroegd pensioen) blijft gedeeltelijk vrij. De vrijlating is 50% van het bruto minimumloon plus 1/3 deel van het meerdere inkomen. Het resterende bedrag wordt van de nabestaandenuitkering afgetrokken. Eigen vermogen, de inkomsten daaruit en aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet op de nabestaandenuitkering gekort.Voorbeeld Mevrouw Sikkel, geboren in 1949, verdient ƒ 1000,- bruto per maand. Als haar man overlijdt, krijgt zij een volledige nabestaandenuitkering. Haar inkomen blijft onder het bedrag van 50% van het minimumloon.Voorbeeld Mevrouw Kwakel, geboren in 1948, heeft een WAO-uitkering van ƒ 1000,- bruto. Als haar man overlijdt, wordt haar nabestaandenuitkering hiermee verminderd. Zij ontvangt dus (bruto) ƒ 1000,- minder aan nabestaandenuitkering.De halfwezenuitkering Recht op een halfwezenuitkering heeft degene die een halfwees tot 18 jaar in zijn huishouding verzorgt.Vaak is dat de overblijvende ouder, maar het kan ook iemand anders zijn. De halfwezenuitkering bedraagt (per gezin) 20% van het netto minimumloon en is niet afhankelijk van het inkomen.Voorbeeld Mevrouw van Dijk, geboren 1 juni 1950, is weduwe sinds 1990. Haar zoon Floris is acht jaar. Zij hertrouwt in 1997. Daardoor verliest zij haar nabestaandenuitkering, maar ze houdt recht op de halfwezenuitkering, tot Floris 18 jaar is. Floris is en blijft immers halfwees. Alleen adoptie kan daar een eind aan maken.Voorbeeld Simon Vis en Irene de Beer gaan scheiden. Hun kinderen Marloes en Simone, acht en tien jaar, blijven bij Irene die gaat samenwonen met Hans. Irene werkt niet, Hans verdient maandelijks zo’n ƒ 6000,- bruto. Als Hans vier jaar later overlijdt, heeft Irene recht op een nabestaandenuitkering, maar niet op een halfwezenuitkering. De kinderen zijn immers geen halfwezen.Wezenuitkering Een kind van wie beide ouders zijn overleden, heeft recht op een wezenuitkering. In principe bestaat recht op wezenuitkering voor wezen tot 16 jaar. Voor wezen van 16 jaar en ouder alleen als het kind:ten minste 45% arbeidsongeschikt is, tot het 18e jaar. Daarna kan het kind in aanmerking komen voor een Wajonguitkering (op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten). Het recht op een wezenuitkering loopt door tot het kind 21 jaar is, als dat kind: onderwijs volgt gedurende gemiddeld 213 klokuren per kwartaal. Huiswerk en reistijd tellen hierbij niet mee; of de eigen huishouding verzorgt waarin nog een broer of zus woont dat recht heeft op een wezenuitkering. De hoogte van de wezenuitkering is afhankelijk van de leeftijd van de wees. De wezenuitkering is onafhankelijk van eventueel ander inkomen. Vakantie-uitkering Naast de uitkeringen bestaat er recht op een vakantie-uitkering. De vakantie-uitkering wordt jaarlijks in mei betaald.Einde van de nabestaandenuitkering De nabestaandenuitkering eindigt als de nabestaande:65 jaar wordt; overlijdt; hertrouwt of gaat samenwonen (behalve wanneer de samenwoning tot doel heeft om een hulpbehoevende te verzorgen of als de nabestaande zelf hulpbehoevend is en verzorging nodig heeft); niet langer voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is. De uitkering eindigt ook als: het jongste kind 18 jaar wordt of het kind onder de 18 jaar tot het huishouden van een ander gaat behoren; tenzij de nabestaande op dat moment voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is, of is geboren vóór 1 januari 1950 (of hiermee is gelijkgesteld).Voorbeeld Mevrouw Van Dalen is geboren in 1957. Zij werkt niet. Zij verliest haar partner in 1997. Haar dochters zijn dan 14 en 16 jaar. Zij krijgt nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering. In 1998 wordt bij haar een ernstige vorm van reuma geconstateerd. Als in 2001 haar jongste dochter 18 jaar wordt, zou zij normaal gesproken de nabestaandenuitkering verliezen. Nu behoudt zij de nabestaandenuitkering, omdat zij op dat moment minstens 45% arbeidsongeschikt is (de Sociale Verzekeringsbank zal haar laten keuren).Einde van de halfwezenuitkering De halfwezenuitkering eindigt:als de halfwees 18 jaar wordt, tot het huishouden van iemand anders gaat behoren, als de ouder of verzorger 65 jaar wordt én deze recht heeft op een één-ouderpensioen van de AOW, of als de halfwees wordt geadopteerd door de (nieuwe) echtgenoot van de overgebleven ouder. Overlijdensuitkering Bij overlijden van de nabestaande eindigt het recht op nabestaandenuitkering en/of halfwezenuitkering met ingang van de dag na het overlijden. De nabestaanden kunnen recht hebben op de overlijdensuitkering die gelijk is aan de uitkering die de overledene over een maand ontving en de daarbij behorende vakantie-uitkering. De overlijdensuitkering is belasting- en premievrij.Voor wie is de overlijdensuitkering? Recht op de overlijdensuitkering hebben:de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen; of, als die er niet zijn degene met wie de nabestaande in gezinsverband leefde en voor wie hij of zij grotendeels in het levensonderhoud voorzag. Meestal gaat het dan om meerderjarige, thuiswonende (stief- of pleeg)kinderen. Aanvraag Een aanvraag om uitkering moet u indienen bij het kantoor van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Wie aangifte doet van het overlijden, ontvangt een aanvraagformulier van de gemeente.Vrijwillige verzekering Wanneer de verplichte verzekering eindigt, bijvoorbeeld omdat u in het buitenland gaat wonen of werken, kunt u de verzekering voor de ANW vrijwillig voortzetten. Dit kan alleen in combinatie met een vrijwillige verzekering voor de AOW.Naar verwachting komt er in 2000 een keuzemogelijkheid om u vrijwillig te verzekeren voor uitsluitend AOW of ANW. Vooruitlopend hierop kunnen verzekeringsplichtige AOW'ers die op 31 december 1999 met hun jonger dan 65 jarige partner in het buitenland wonen, zich vanaf 1 januari 2000 vrijwillig verzekeren. Vanaf die datum is deze groep 65-plussers immers niet langer verplicht verzekerd voor de ANW.Voor meer informatie kunt u terecht bij het kantoor Verzekeringen van de Sociale Verzekeringsbank, afdeling Vrijwillige Verzekering, Postbus 357, 1180 AJ Amstelveen, tel. 020 656 5225.ANW in het buitenland Sinds 1 januari 2000 geldt dat u uitsluitend met behoud van de ANW -uitkering kunt wonen in de EU/ EER-landen, de Nederlandse Antillen, Aruba en landen waarmee Nederland een bilateraal verdrag heeft gesloten (met uitzondering van Australië). U kunt de ANW -uitkering ook meenemen als u in het algemeen belang in het buitenland werkt, dus bijvoorbeeld als u diplomaat bent of ontwikkelingswerker.Woonde u al vóór 2000 met uw ANW -uitkering in een niet-verdragsland, dan behoudt u op grond van een overgangsregeling tot 2003 uw ANW -uitkering. Mocht er intussen een verdrag tot stand komen tussen uw woonland en Nederland, dan behoudt u ook na 2003 uw uitkering.Klachten Met klachten over de wijze van uitvoering moet u zijn bij het kantoor van de Sociale Verzekeringsbank. Wijst het kantoor de klacht af, of blijft een antwoord langer uit dan zes weken, dan kunt u terecht bij de Nationale ombudsman, Postbus 29729, 2502 LS Den Haag.Bezwaar en beroep Als u het niet eens bent met een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank moet u eerst een bezwaarschrift indienen bij de Sociale Verzekeringsbank. Tegen de beslissing die daarop wordt genomen, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank (sector bestuursrecht).Meer informatie Voor meer informatie over de Algemene nabestaandenwet kunt u terecht bij de Sociale Verzekeringsbank.
Voor meer informatie over ombudsman pensioen adviseren wij u de site:
vervroegd pensioen te bezoeken.
ombudsman pensioen nieuws
Heeft u enig idee van welk inkomen uw nabestaanden moeten rondkomen Als u er plotseling niet meer bent? Dat is een belangrijke vraag. Maar de meeste mensen staan zelden stil bij de financiële gevolgen van een overlijden. Toch bent u nuchter genoeg om te beseffen dat u daarover eens moet nadenken. Wat zijn de financiële gevolgen en wat kunt u doen om te voorkomen dat uw nabestaanden financieel onverzorgd achterblijven?De overheid treedt terug. De verzorgingsstaat brokkelt steeds verder af. Zeker nu de overheid zich ook terug getrokken heeft op het gebied van de volksverzekeringenvoor weduwen, weduwnaars en wezen. De regering legt de verantwoordelijkheid voor een goede financiële regeling voor nabestaanden neer bij de burgers zelf. Op 1 juli 1996 is er een einde gekomen aan de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW) en is de Algemene Nabestaandenwet (ANW) in werking getreden.Hieronder leest u meer over de verstrekkende gevolgen van de wijziging. En over wat u daartegen kunt doen.Wie komt er nog in aanmerking voor een uitkering? Gevolg van de wetswijziging is dat niet meer elke nabestaande in aanmerking komt voor een ANW-uitkering. Als u komt te overlijden heeft uw partner alleen recht op een uitkering als hij of zij:-Voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is -Geboren is voor 1 januari 1950 -Voor 1 of meer kinderen zorgt die jonger zijn dan 18 jaarHoe hoog is de ANW-uitkering? De gevolgen van de wetswijziging zijn ingrijpend. De maximale uitkering wordt fors lager en is mede afhankelijk van uw inkomen. De ANW-uitkering bedraagt maximaal 70% van het netto-minimumloon, dus zo’n 1300 gulden netto per maand. En als er 1 of meer kinderen jonger dan 18 jaar zijn, is de uitkering maximaal 90%, dat is rond ƒ1700 gulden netto per maand.De ANW is echt een bodemvoorziening. Als het inkomen van de nabestaande hoger is dan zo;n ƒ4000 gulden bruto per maand, dan is er al geen recht meer op een ANW-uitkering.Heeft de nabestaande een lager inkomen dan ƒ4000 gulden bruto per maand, dan wordt op de ANW-uitkering gekort. Uitzonderingen hierop zijn een uitkering uit een nabestaandenpensioen van een werkgever en inkomsten uit vermogen, zoals bijvoorbeeld een verzekeringsuitkering.Komt uw partner eigenlijk wel in aanmerking? Met behulp van het onderstaande schema kunt u vaststellen of uw partner een volledige, een gedeeltelijke of helemaal geen ANW uitkering zal ontvangen. Bij overlijden van de kostwinner krijgt de nabestaande nog slechts in enkele gevallen een uitkering van de overheid, namelijk:- de nabestaande is geboren voor 1950 - de nabestaande heeft kinderen jonger dan 18 jaar - de nabestaande is 45 % of meer arbeidsongeschikt.In alle andere gevallen blijft de nabestaande met lege handen achter. Hoort u tot deze groep Maak dan met ons een afspraak om te bespreken wat we hieraan kunnen doen.Extra informatie: Wanneer heb je recht op betaling!Algemene Nabestaandenwet (ANW) De Algemene Nabestaandenwet (ANW) is een volksverzekering, iedereen die rechtmatig in Nederland woont is hiervoor verzekerd.De ANW regelt het recht op uitkering voor nabestaanden, halfwezen en wezen.Met ‘nabestaande’ wordt bedoeld de weduwe of weduwnaar van een overledene, of de man of vrouw die met de overledene samenwoonde tot en met de dag van overlijden. Weduwe/weduwnaar voor 1 juli 1996 Voor weduwen, weduwnaars en wezen die vóór 1 juli 1996 al recht hadden op een AWW-pensioen, is er een overgangsregeling (met afwijkende regels). Meer informatie hierover kunt u vinden bij de Sociale Verzekeringsbank.Verzekerd Wie rechtmatig in Nederland woont is verzekerd voor de ANW. Ook als u niet in Nederland woont, maar wel hier werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, bent u verzekerd. Tot 1 januari 2000 kunt u op grond van sommige Nederlandse uitkeringen ook in het buitenland verzekerd blijven. (Daarna uitsluitend als vrijwillig verzekerde.) In het algemeen bent u niet verzekerd als u zich in het buitenland vestigt of daar gaat werken. Bij tijdige aanmelding is het mogelijk om de verzekering vrijwillig voort te zetten.Partnerbegrip in de ANW Voor de ANW zijn met gehuwden gelijkgesteld geregistreerde partners en ongehuwd samenwonenden. U bent samenwonend als u met iemand anders een gezamenlijke huishouding voert. Dat is het geval als u gezamenlijk voorziet in huisvesting en ieder van u een bijdrage levert in de kosten van de huishouding, dan wel op een andere manier in elkaars verzorging voorziet.De gelijkstelling geldt niet als u samenwoont met één van uw ouders of met uw (meerderjarig stief- of pleeg)kind, en ook niet als u met meerdere personen samenwoont.Wanneer recht op ANW? Recht op uitkering bestaat als de overledene op de dag van overlijden verzekerd was voor de ANW en de nabestaande aan bepaalde voorwaarden voldoet.Soorten uitkering De ANW kent drie soorten uitkeringen: nabestaandenuitkering halfwezenuitkering wezenuitkering. Nabestaandenuitkering Een nabestaande heeft recht op een ANW-uitkering als de overledene op de dag van overlijden verzekerd was voor de ANW én de nabestaande:een ongehuwd eigen kind, stief- of pleegkind onder de 18 jaar heeft dat niet tot het huishouden van een ander behoort, in verwachting is, arbeidsongeschikt is voor ten minste 45% en de arbeidsongeschiktheid ten minste drie maanden zal duren, of geboren is vóór 1 januari 1950. Voorbeeld Het echtpaar de Vries - allebei geboren in 1969 - heeft (nog) geen kinderen. Hij werkt in de automatisering, zij is nog bezig haar studie af te ronden. De heer de Vries krijgt na het joggen een hartstilstand. Mevrouw de Vries heeft geen recht op ANW, omdat ze onder geen van de genoemde situaties valt.Gescheiden Ook ex-gehuwden (of ex-partners die zich bij de burgerlijke stand hadden laten registreren) kunnen recht hebben op een nabestaandenuitkering, voorzover zij door dit overlijden inkomsten uit alimentatie verliezen. Deze alimentatieverplichting moet door de rechter zijn opgelegd of in een notariële of onderlinge akte - mede ondertekend door een advocaat - zijn vastgelegd. Verder moet de nabestaande zowel op dag van de (echt)scheiding als op de dag van overlijden van de ex-(huwelijks)partner voldoen aan de genoemde voorwaarden.De uitkering kan nooit hoger zijn dan de vastgestelde alimentatie.Voorbeeld Mireille is gescheiden van Karel. Ze krijgt geen alimentatie, omdat Karel een zeer laag inkomen heeft. Haar dochter Sophie die 9 jaar is, is bij haar gebleven. Als Karel twee jaar later aan kanker overlijdt, krijgt Mireille geen nabestaandenuitkering, maar ze gaat wel een halfwezenuitkering ontvangen voor Sophie, die immers halfwees geworden is.Geen recht De nabestaande heeft onder andere geen recht op een nabestaandenuitkering als de echtgenoot of degene met wie men samenwoonde is overleden:binnen een jaar nadat men is getrouwd of is gaan samenwonen of binnen een jaar na aanvang van de verzekering en bovendien de gezondheidstoestand op het moment van trouwen/samenwonen of aanvang van de verzekering al zo slecht was dat het overlijden binnen een jaar was te verwachten.Had de nabestaande eerder een AWW- of ANW-uitkering die door dit huwelijk of de samenwoning was gestopt, dan is er wél opnieuw recht.Hoogte De nabestaandenuitkering bedraagt maximaal 70% van het netto minimumloon en is afhankelijk van het inkomen. Bedragen vindt u bij de Sociale Verzekeringsbank.Inkomen De hoogte van de nabestaandenuitkering is afhankelijk van het inkomen van de nabestaande.Inkomen in verband met arbeid (o.a. uitkeringen), wordt volledig gekort op de nabestaandenuitkering. Inkomen uit arbeid (loon, winst, VUT-uitkering, vervroegd pensioen) blijft gedeeltelijk vrij. De vrijlating is 50% van het bruto minimumloon plus 1/3 deel van het meerdere inkomen. Het resterende bedrag wordt van de nabestaandenuitkering afgetrokken. Eigen vermogen, de inkomsten daaruit en aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet op de nabestaandenuitkering gekort.Voorbeeld Mevrouw Sikkel, geboren in 1949, verdient ƒ 1000,- bruto per maand. Als haar man overlijdt, krijgt zij een volledige nabestaandenuitkering. Haar inkomen blijft onder het bedrag van 50% van het minimumloon.Voorbeeld Mevrouw Kwakel, geboren in 1948, heeft een WAO-uitkering van ƒ 1000,- bruto. Als haar man overlijdt, wordt haar nabestaandenuitkering hiermee verminderd. Zij ontvangt dus (bruto) ƒ 1000,- minder aan nabestaandenuitkering.De halfwezenuitkering Recht op een halfwezenuitkering heeft degene die een halfwees tot 18 jaar in zijn huishouding verzorgt.Vaak is dat de overblijvende ouder, maar het kan ook iemand anders zijn. De halfwezenuitkering bedraagt (per gezin) 20% van het netto minimumloon en is niet afhankelijk van het inkomen.Voorbeeld Mevrouw van Dijk, geboren 1 juni 1950, is weduwe sinds 1990. Haar zoon Floris is acht jaar. Zij hertrouwt in 1997. Daardoor verliest zij haar nabestaandenuitkering, maar ze houdt recht op de halfwezenuitkering, tot Floris 18 jaar is. Floris is en blijft immers halfwees. Alleen adoptie kan daar een eind aan maken.Voorbeeld Simon Vis en Irene de Beer gaan scheiden. Hun kinderen Marloes en Simone, acht en tien jaar, blijven bij Irene die gaat samenwonen met Hans. Irene werkt niet, Hans verdient maandelijks zo’n ƒ 6000,- bruto. Als Hans vier jaar later overlijdt, heeft Irene recht op een nabestaandenuitkering, maar niet op een halfwezenuitkering. De kinderen zijn immers geen halfwezen.Wezenuitkering Een kind van wie beide ouders zijn overleden, heeft recht op een wezenuitkering. In principe bestaat recht op wezenuitkering voor wezen tot 16 jaar. Voor wezen van 16 jaar en ouder alleen als het kind:ten minste 45% arbeidsongeschikt is, tot het 18e jaar. Daarna kan het kind in aanmerking komen voor een Wajonguitkering (op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten). Het recht op een wezenuitkering loopt door tot het kind 21 jaar is, als dat kind: onderwijs volgt gedurende gemiddeld 213 klokuren per kwartaal. Huiswerk en reistijd tellen hierbij niet mee; of de eigen huishouding verzorgt waarin nog een broer of zus woont dat recht heeft op een wezenuitkering. De hoogte van de wezenuitkering is afhankelijk van de leeftijd van de wees. De wezenuitkering is onafhankelijk van eventueel ander inkomen. Vakantie-uitkering Naast de uitkeringen bestaat er recht op een vakantie-uitkering. De vakantie-uitkering wordt jaarlijks in mei betaald.Einde van de nabestaandenuitkering De nabestaandenuitkering eindigt als de nabestaande:65 jaar wordt; overlijdt; hertrouwt of gaat samenwonen (behalve wanneer de samenwoning tot doel heeft om een hulpbehoevende te verzorgen of als de nabestaande zelf hulpbehoevend is en verzorging nodig heeft); niet langer voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is. De uitkering eindigt ook als: het jongste kind 18 jaar wordt of het kind onder de 18 jaar tot het huishouden van een ander gaat behoren; tenzij de nabestaande op dat moment voor ten minste 45% arbeidsongeschikt is, of is geboren vóór 1 januari 1950 (of hiermee is gelijkgesteld).Voorbeeld Mevrouw Van Dalen is geboren in 1957. Zij werkt niet. Zij verliest haar partner in 1997. Haar dochters zijn dan 14 en 16 jaar. Zij krijgt nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering. In 1998 wordt bij haar een ernstige vorm van reuma geconstateerd. Als in 2001 haar jongste dochter 18 jaar wordt, zou zij normaal gesproken de nabestaandenuitkering verliezen. Nu behoudt zij de nabestaandenuitkering, omdat zij op dat moment minstens 45% arbeidsongeschikt is (de Sociale Verzekeringsbank zal haar laten keuren).Einde van de halfwezenuitkering De halfwezenuitkering eindigt:als de halfwees 18 jaar wordt, tot het huishouden van iemand anders gaat behoren, als de ouder of verzorger 65 jaar wordt én deze recht heeft op een één-ouderpensioen van de AOW, of als de halfwees wordt geadopteerd door de (nieuwe) echtgenoot van de overgebleven ouder. Overlijdensuitkering Bij overlijden van de nabestaande eindigt het recht op nabestaandenuitkering en/of halfwezenuitkering met ingang van de dag na het overlijden. De nabestaanden kunnen recht hebben op de overlijdensuitkering die gelijk is aan de uitkering die de overledene over een maand ontving en de daarbij behorende vakantie-uitkering. De overlijdensuitkering is belasting- en premievrij.Voor wie is de overlijdensuitkering? Recht op de overlijdensuitkering hebben:de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen; of, als die er niet zijn degene met wie de nabestaande in gezinsverband leefde en voor wie hij of zij grotendeels in het levensonderhoud voorzag. Meestal gaat het dan om meerderjarige, thuiswonende (stief- of pleeg)kinderen. Aanvraag Een aanvraag om uitkering moet u indienen bij het kantoor van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Wie aangifte doet van het overlijden, ontvangt een aanvraagformulier van de gemeente.Vrijwillige verzekering Wanneer de verplichte verzekering eindigt, bijvoorbeeld omdat u in het buitenland gaat wonen of werken, kunt u de verzekering voor de ANW vrijwillig voortzetten. Dit kan alleen in combinatie met een vrijwillige verzekering voor de AOW.Naar verwachting komt er in 2000 een keuzemogelijkheid om u vrijwillig te verzekeren voor uitsluitend AOW of ANW. Vooruitlopend hierop kunnen verzekeringsplichtige AOW'ers die op 31 december 1999 met hun jonger dan 65 jarige partner in het buitenland wonen, zich vanaf 1 januari 2000 vrijwillig verzekeren. Vanaf die datum is deze groep 65-plussers immers niet langer verplicht verzekerd voor de ANW.Voor meer informatie kunt u terecht bij het kantoor Verzekeringen van de Sociale Verzekeringsbank, afdeling Vrijwillige Verzekering, Postbus 357, 1180 AJ Amstelveen, tel. 020 656 5225.ANW in het buitenland Sinds 1 januari 2000 geldt dat u uitsluitend met behoud van de ANW -uitkering kunt wonen in de EU/ EER-landen, de Nederlandse Antillen, Aruba en landen waarmee Nederland een bilateraal verdrag heeft gesloten (met uitzondering van Australië). U kunt de ANW -uitkering ook meenemen als u in het algemeen belang in het buitenland werkt, dus bijvoorbeeld als u diplomaat bent of ontwikkelingswerker.Woonde u al vóór 2000 met uw ANW -uitkering in een niet-verdragsland, dan behoudt u op grond van een overgangsregeling tot 2003 uw ANW -uitkering. Mocht er intussen een verdrag tot stand komen tussen uw woonland en Nederland, dan behoudt u ook na 2003 uw uitkering.Klachten Met klachten over de wijze van uitvoering moet u zijn bij het kantoor van de Sociale Verzekeringsbank. Wijst het kantoor de klacht af, of blijft een antwoord langer uit dan zes weken, dan kunt u terecht bij de Nationale ombudsman, Postbus 29729, 2502 LS Den Haag.Bezwaar en beroep Als u het niet eens bent met een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank moet u eerst een bezwaarschrift indienen bij de Sociale Verzekeringsbank. Tegen de beslissing die daarop wordt genomen, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank (sector bestuursrecht).Meer informatie Voor meer informatie over de Algemene nabestaandenwet kunt u terecht bij de Sociale Verzekeringsbank.
Meer verzekeringnieuws: modules.interplein.nl/offertes/lang/klim-sparen/form.asp
pensioen nieuws:
SUM
SUM-regeling
-
Vanaf 1 april 1997 is de
Seniorenregeling Universitaire Medewerkers (SUM) in werking gegaan. De
regeling geldde tot 1 augustus 1998.
-
Doel van de regeling was het
bereiken van een meer passende arbeidssituatie voor senioren, waarbij het
voor hen aantrekkelijker was om aan het arbeidsproces te blijven deelnemen.
-
De SUM kwam vanaf 1 april
1997 in plaats van de tot dat moment geldende Seniorenbeleid
Onderwijspersoneel (SOP) regeling (Stb. 1995,161), zoals in werking getreden
op 1 mei 1993 en laatstelijk verlengd tot en met 1 april 1997 door partijen
op 19 december 1996. De overgangsbepalingen voor degenen die op 1 april 1997
gebruik maken van de SOP-regeling zijn opgenomen in paragraaf 2.
-
De SUM biedt aan werknemers,
die in de periode vanaf 1 april 1997 tot 1 augustus 1998 57 jaar of ouder,
maar niet ouder dan 61 jaar zijn, de mogelijkheid om de feitelijke werktijd
per week terug te brengen.
-
Van toepassing zijn alle
bepalingen zoals opgenomen in de in ld 3 genoemde SOP- regeling met
uitzondering van het hierna volgende bepaalde voor de periode vanaf het
bereiken van de 61-jarige leeftijd tot aan pensioendatum op 65-jarige
leeftijd.
-
Voorafgaand aan het moment
waarop feitelijk gebruik wordt gemaakt van de onder 3 genoemde mogelijkheid
verplicht werknemer zich om vanaf het bereiken van de 61-jarige leeftijd
gebruik te maken van de (deeltijd) FPU-regeling.
-
Het deeltijdpercentage waarin
van FPU gebruik moet worden gemaakt is gelijk aan het aantal dagen dat vanaf
de 61-jarige leeftijd gebruik zou moeten worden gemaakt van de SOP-regeling.
-
Op de datum van ingang van de
verkorte werkweek zal werkgever een zodanige voorziening treffen ten gunste
van de werknemer dat gedurende een periode na het begin van de deelname aan
de FPU-regeling de pensioenopbouw, voor zover deze gefinancierd wordt uit de
werkgeverspremie, voortgezet wordt.
-
De onder 8 genoemde periode
is gelijk aan de periode gelegen tussen de datum van ingang van de verkorte
werkweek en het bereiken van de 61-jarige leeftijd. Ingeval direct bij het
bereiken van de 57-jarige leeftijd gebruik wordt gemaakt van de verkorting
van de werkweek, dan is deze periode maximaal (dus 4 jaar).
-
De onder 8 en 9 genoemde
voorziening maakt het mogelijk dat de pensioenopbouw gedurende (een deel
van) de verplichte FPU-periode volledig voortgezet wordt mits de werknemer
het daarbij passende werknemersdeel (doorsneepremie) in de premie betaalt.
Het werknemersdeel wordt berekend op basis van de doorsneepremie.
-
Deze regeling geldt tot 1
augustus 1998, met dien verstande dat deze regeling voor de werknemer die
voor deze datum van deze regeling gebruik heeft gemaakt, behoudens
voorafgaand ontslag voor het bereiken van de 61-jarige leeftijd, van
toepassing blijft totdat hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Terug naar bizhat pensioen
 
|